Art on Display 1949-69
3 oktober 2020 - 5 juni 2021
Een 1:1 transcriptie
Het was de Argentijnse schrijver Jorge Luis Borges die het spel van schaal en representatie tot zijn onderwerp maakte toen hij in een ultrakort verhaal een fictieve 17de-eeuwse bron opvoerde. Die zou melding maken van het feit dat de Kunst van de Cartografie in het Rijk een dusdanige perfectie bereikte dat de kaart van de provincie een complete stad in beslag nam, en de kaart van het land een hele provincie. Zelfs met deze Bovenmatige Kaarten was het streven naar volmaaktheid nog niet gestild. En dus produceerden de Colleges van Cartografen "een Kaart van het Rijk die de omvang van het Rijk had en er zorgvuldig mee samenviel." Volgende generaties waren de kaart echter als nutteloos gaan beschouwen en de restanten die in het land waren achtergebleven werden inmiddels bewoond door Beesten en Bedelaars. (J.L. Borges, 'Over de onbuigzaamheid in de wetenschap', 1946)
Wat is de waarde van een perfecte 1:1 representatie als daardoor het origineel onzichtbaar wordt, lijkt Borges zijn lezer voor te houden. In een essay van een paar jaar later ('Partiële magie in de Quichot', 1952) roert hij het thema nog eens aan. Als de kaart zo groot is als het territorium zelf, zal die kaart noodzakelijkerwijs ook een kaart van de kaart moeten bevatten. Een afbeelding van een afbeelding, en dat weer in een afbeelding. In gangbaar Nederlands ook wel het Drosteblik-effect genoemd. De kaart wordt daarmee een fictie, en wie naar de kaart kijkt is in feite onderdeel van deze geconstrueerde fantasiewereld.
Het is een van de intrigerende effecten van het 1:1 model dat Het Nieuwe Instituut onder leiding van Guus Beumer al sinds de beginjaren inzet om interieurs te reconstrueren, bijvoorbeeld toen het in 2013 enkele sets uit de studio van fotograaf Erwin Olaf tentoonstelde. De toeschouwer ontkwam destijds niet aan het gevoel van vervreemding dat hier werd opgeroepen. Gewend als we zijn om interieurs te lezen als de expressie van de bewoner, betraden we hier een illusie. Zoals bij Borges alleen de beesten en bedelaars nog een bestaansrecht toekennen aan de fragmenten van een vrijwel verdwenen kaart, nam nu de bezoeker de rol aan van een tijdelijke hoofdfiguur in de installatie; een personage dat het interieur niet bepaalde, maar andersom juist door de sets van Erwin Olaf werd gedefinieerd.
De meest recente toepassing van het 1:1 model is nu gekoppeld aan de installatie Art on Display 1949-69. Het gaat hier om de visualisatie van een onderzoek naar de scenografie die enkele internationaal vermaarde architecten halverwege de twintigste eeuw ontwierpen voor tentoonstellingen van zowel eigentijdse als klassieke beeldende kunst. De curatoren Penelope Curtis en Dirk van den Heuvel stelden de vraag: hoe conditioneerden de ontwerpen van de architecten Lina Bo Bardi, Franco Albini en Franca Helg, Alison en Peter Smithson, Carlo Scarpa en Aldo van Eyck de manier waarop het publiek in die omgevingen naar kunst keek? Welke rol speelde de unieke tentoonstellingsplek in de ontwerpen van de architecten? En hoe behandelden ze het culturele artefact?
In 2019 opende Art on Display 1949-69 in het Gulbenkian Museum in Lissabon naar een ontwerp van Rita Albergaria. De expositie vertelde het verhaal van de originele tentoonstellingsinterieurs door als het ware de camera naar achteren te bewegen. In plaats van zich te concentreren op de individuele kunstwerken die normaal het centrum van publieke aandacht zijn, werd de bezoeker nu geconfronteerd met uitgezoomde 'shots'. 1:1 Replica's van fragmenten van de oorspronkelijke ruimtelijke ontwerpen lieten zien hoe architecten toentertijd het perspectief op het tentoonstellen van beeldende kunst trachtten te veranderen.
Met de verhuizing van Art on Display 1949-69 naar Rotterdam heeft de oorspronkelijke presentatiewijze nog eens een ingrijpende bewerking ondergaan. Jo Taillieu Architecten gebruikte het 1:1 format om de originele tentoonstellingsomgevingen opnieuw te interpreteren en te representeren. De curatoren en architecten maakten nauwkeurig studie van de oorspronkelijke locaties, de plattegronden, de ruimtelijke organisatie, de plaatsing van de kunstwerken en de materialisatie van de toenmalige tentoonstellingsarchitectuur. Niet om die klakkeloos te reproduceren, maar om ze - in de woorden van Jo Taillieu - aan 'een transcriptie' te onderwerpen. "Door de interieurs simpelweg te hernemen, zouden we ze geen recht doen. Wanneer je deze ontwerpen op een andere locatie, in een totaal andere context opnieuw opbouwt, is er een vertaling nodig om de intenties van het oorspronkelijke werk te behouden."
Taillieu koos ervoor fragmenten uit de originele interieurs te nemen, en die zo te vertalen dat ze de belangrijkste aspecten van het ontwerp condenseren. Zo gebruiken de architecten spiegels als evocatie van de glazen panelen waarmee Lina Bo Bardi in São Paulo de toeschouwer de kans gaf om rond de getoonde werken te lopen en ook de achterzijde van fameuze schilderijen te zien. Terwijl ze diepte geven, zorgen de spiegels tegelijk voor de reflectie die ontstond doordat de tentoonstellingszaal destijds omgeven was door meerdere glazen gevels. Met dergelijke vertalingen, van hoofdlijnen én van details, confronteert de nieuwe incarnatie van Art on Display 1949- 69 de bezoeker nog nadrukkelijker met de essenties van de toenmalige presentaties.
Een bepalend element van het ontwerp ligt in de keuze om voor elk deel van de installatie plaatmateriaal te gebruiken, telkens in verschillende gedaantes: van "de lompste vezelplaat" in de vertaling van het paviljoen dat Aldo van Eyck ontwierp voor de Sonsbeek expositie van 1966, tot een populieren multiplex waarmee de subtiele gevoeligheid van een gepleisterde wand uit het Stedelijk Museum Amsterdam wordt gesuggereerd. Op die materiële basis projecteert Taillieu zijn "lezing van het werk van deze bijzondere architecten". Door de keuze voor de plaat herinnert het ontwerp de kijker bovendien aan de kunstmatigheid van dit interieur: een representatie, geen kopie.
Fijnzinnigheid en een sterk historisch bewustzijn kenmerken de gedaanteverwisseling die Art of Display 1949-69 heeft doorgemaakt. Anders dan in Lissabon, waar de verschillende installaties vloeiend in elkaar overliepen, geven Jo Taillieu en zijn team elke installatie een eigen plaats. "Ze mochten elkaar hooguit een beetje aanraken. Het is niet de bedoeling dat er een nieuwe lezing van het werk ontstaat omdat de een de ander te veel zou beïnvloeden. Dat was voor ons heel belangrijk en ruimtelijk nog een flinke puzzel. Bij ieder van de architecten was het ons erom te doen te onderzoeken hoe zij de conventies van het tentoonstellen van beeldende kunst doorbraken. En omdat zij de wijze van tonen durfden te ondervragen, voelden wij ons gelegitimeerd om dat nu met hun visies opnieuw te doen."
De grafische vormgeving kent voor ieder fragment eenzelfde benadering. Goda Budvytytė koos onder meer voor zaalteksten op een wisselend kleurvlak, die vervolgens op een metaalkleurig materiaal worden bevestigd. Net als bij het ruimtelijk ontwerp, wordt de expressie van de constructie en de materiaalkeuze ten volle benut om tegelijkertijd een sfeer van continuïteit en verrassing op te roepen. De lichte spiegeling van het metaalkleurige materiaal absorbeert bijvoorbeeld de kleur van de directe omgeving, waardoor ruimtelijk - en grafisch ontwerp een directe verhouding met elkaar aangaan.
De benadering is zowel analytisch als sensorisch, ze weerspiegelt het denken en evenzeer het plezier van maken. Daardoor wordt de toeschouwer op meerdere niveaus tegelijk aangesproken. Wie naar de kunstwerken kijkt, doet dat via de bemiddeling die er aanvankelijk door de architecten aan werd toegevoegd. Maar daar stopt het Drosteblik niet. Door middel van het nieuwe ontwerp ziet de toeschouwer ook hoe de architecten dat toen hebben gedaan. En zodra men dat beseft, wordt duidelijk dat we intussen naar de herinterpretatie van een eigentijdse architect staan te kijken. Net als in eerdere installaties rond het 1:1 model, verandert de blikrichting van de kijker zodra die beseft dat hij medespeler is geworden. Art on Display 1949-69 is zo ontworpen dat het zijn intrigerende constructie via de participatie van het publiek openbaart.
Tekst Gert Staal.